Schijnparticipatie in de woonzorg

Journalist Guido Joris had een opvolginterview met Elke Plovie over burgerparticipatie in de Vlaamse woonzorgsector. Het verhelderende gesprek over ‘instrumentele invulling’ en hoe die schijnparticipatie te vermijden, verschijnt in het winternummer van huiskrant De Wingerd.

Ik heb vaak het gevoel dat mensen het woord participatie vaak in de mond nemen, maar als je naar de praktijk gaat kijken dan blijkt de invulling daarvan niet te volstaan om het als échte participatie te kunnen bestempelen. Dat doen ze in De Wingerd gelukkig anders en veel beter.” aldus Elke Plovie. Ze verbindt haar fenomenale expertise op het gebied van burgerparticipatie met gedrevenheid en passie voor het onderwerp. Dat onze collega’s in De Wingerd van haar een goed rapport krijgen, is bijzonder fijn om te horen.

Hoe kan de zorgsector een goede uitvoering geven aan die burgerparticipatie?

Fundamenteel is dat de participatie echt als het uitgangspunt wordt gezien waarbij verschillende actoren als partners samenwerken om samen zorg te realiseren. Belangrijk daarbij is de gelijkwaardigheid tussen de betrokken actoren in die samenwerking. Vertaald naar De Wingerd betekent dit onder andere dat de inbreng van de persoon met dementie en zijn familie
evenwaardig is aan de kennis van de professionals in het woonzorgcentrum. Je zet als het ware deze twee vormen van kennis op een gelijkwaardige manier in.

Vaak waart participatie rond, vermomd in de gedaante van ‘inspraak’. Maar dat betekent meestal dat de zorgprofessionals vooraf al een plan in hun hoofd hebben en die inspraak dient dan enkel nog om dat plan af te toetsen bij bewoners en familie. In werkelijkheid gaat het bij deze ‘instrumentele invulling’ om schijnparticipatie: men luistert wel naar je, maar je krijgt geen enkele
garantie dat er ook maar iets mee gedaan zal worden.

En welke mechanismen kan je inbouwen om dat te voorkomen?

Het belangrijkste is de keuze die een organisatie maakt om écht en voluit voor bewonersparticipatie te gaan. Bij De Wingerd merk ik dat men met overtuiging en ambitie voor waarachtige participatie opteerde, dat men koos voor een gedeelde verantwoordelijkheid en gedeeld eigenaarschap van de zorg. Men maakt er uitdrukkelijk werk van om samen met bewoner en familie vorm te geven aan de organisatie van het woonzorgcentrum en de zorgpraktijk. Ik ben er nu al een aantal keer geweest en uit de vragen die ik daar opvang, proef ik de intrinsieke motivatie om participatie als uitgangspunt te nemen. Men schakelt de ervaring en kennis van bewoners en familie in om met het personeel te doen ‘wat er te doen is’. Ik concludeer dat niet alleen omdat
ik vergelijkingspunten heb met andere woonzorgcentra, maar ook met andere contexten buiten de sector zoals gemeenten en sommige openbare besturen waar ik tot andere vaststellingen kom. Eén uitspraak van een burgemeester is me bijvoorbeeld bijgebleven. Hij liet me weten: “Ik ben voorstander van participatie, zolang ze maar achter mijn plannen staat.

In De Wingerd herken ik een geëngageerd zoeken naar hoe mensen ook op de meest kwetsbare momenten in hun leven nog kunnen aangeven wat voor hen belangrijk is en hoe je hun inbreng als een gelijkwaardig inzicht kan implementeren binnen de professionele omkadering. De onderste trap op de participatieladder is het geven van goede informatie en bovenaan de ladder
staat het mede-eigenaarschap. Elke vorm van engagement is belangrijk, hoe groot of hoe klein dat ook moge zijn, het is uiterst waardevol. Afhankelijk van de thematiek of van de beschikbare tijd zijn mensen minder of meer betrokken.

Ik kan me levendig voorstellen dat je na een lange periode als mantelzorger niet onmiddellijk een groot engagement op kan nemen in een woonzorgcentrum, dat je eerst tijd nodig hebt om op adem te komen. Dat moet ook OK zijn, want anders wordt participatie het nieuwe moeten. Het is aan de organisatie om verschillende participatiekansen aan te bieden en ruimte te laten aan bewoners, familie en buurtbewoners om daarin te groeien. Je mag de verwachtingen omtrent het engagement van een bewoner of zijn familieleden niet zelf invullen, want dan help je een aantal mogelijkheden gewoon om zeep. Mensen denken dan al vlug: ‘oei dat
ga ik nooit kunnen waarmaken’ en dan haken ze af.

Als je goed nadenkt en het aanbod met de nodige openheid blijft aanbieden, kan vroeg of laat een thema wel in de belangstellingsfeer vallen. Het vergt maatwerk en een nooit eindigend zoeken op welke terreinen de participatiemogelijkheden zich voordoen. Een zoeken naar transparante communicatie en een permanente uitnodiging naar de betrokken personen om deel te nemen aan het proces.

Maar vroeg of laat ga je toch een soort structuur ontwikkelen, gewild of ongewild, waardoor je de participatie gaat inbedden. Wat zijn daar de nieuwe valkuilen?

Wat je vaak ziet is dat er zich een formele procedure ontwikkelt, een voorbeeld daarvan is het organiseren van een bewonersraad. Ik kan het vergelijken met situaties die ik soms vaststel in de adviesraden van steden en gemeenten. Mensen hebben dan wel een zitje in die raad, maar zonder zich nog af te vragen wat ze daar concreet aan het doen zijn. Een bewonersraad hoort de plek te zijn en te blijven waar mensen hun ervaringen met de zorg, die ze dagdagelijks meemaken, inbrengen en delen zodat die verhalen verbonden kunnen worden en een collectief karakter krijgen. Het is dus niet het eigen persoonlijke verhaal, maar wel het collectieve verhaal dat op de agenda terecht moet komen. Je houdt als organisatie de vinger aan de pols en verwerft inzicht waar de uitdagingen liggen in de zorg.

Het gevaar dat om de hoek loert bij een te sterk accent op de procedure an sich is dat het aftoetsen hoe, waar en wat te ondernemen aan belang inboet. Uiteindelijk kom je dan terug terecht in een situatie waarbij de professionals de thema’s op de agenda bepalen en komen we weer bij een instrumentele vorm van participatie uit. Een van de kenmerken daarvan is dat niet langer de relevante kwesties aandacht krijgen, maar dat men gaat rommelen in de marge. Een letterlijk en figuurlijk schoolvoorbeeld daarvan is de leerlingenraad in een school: die mag bijvoorbeeld gaan over welke frisdrank er al dan niet in de automaat op de speelplaats komt, maar die nooit toekomt aan het verbeteren van relaties tussen leraren en studenten.

___

In een derde en laatste deel van dit gesprek lees je niet alleen waarom bijvoorbeeld een groot vrijwilligersengagement de indicatie is voor een ‘gezonde’ burgerparticipatie, maar ook waarom mensen zich op een andere manier verbinden met een organisatie in vergelijking met enkele decennia geleden. Welke lessen we daar voor de woonzorgsector uit kunnen trekken, zal te lezen zijn in het eerste nummer van de huiskrant bij woonzorgcentrum De Wingerd; 30ste jaargang – lente 2020.