Bewonersraad moet zorgpraktijk in vraag durven stellen

Journalist Guido Joris sprak met Elke Plovie, deskundige burgerparticipatie. Het resultaat verscheen in het herfstnummer 2019 van huiskrant De Wingerd.

Elke Plovie doet onderzoek aan de UCLL (Hogeschool Leuven-Limburg) waar zij lesgeeft over burgerschap en participatie. Zelf schrijft ze daarover: “364 burgerinitiatieven werden bevraagd over hun ontstaan en de thema’s waarop ze inzetten, hoe democratisch ze samengesteld zijn, hoe ze zichzelf intern organiseren en hoe ze samenwerken met de overheid en het middenveld. Om de diversiteit aan burgerinitiatieven te capteren, werd een ruime definitie van burgerinitiatief gehanteerd. Twee elementen zijn cruciaal: de burger is de oprichter en de belangrijkste participant; het burgerinitiatief is gericht op het publieke belang.

Dat burgerinitiatieven de jongste jaren in aantal toenemen en zich openbaren in de meest diverse terreinen van de samenleving staat buiten kijf. Maar weerspiegelt de samenstelling van deze participantengroepen ook de diversiteit van de samenleving? Redenen genoeg voor de redactie van deze huiskrant om met Elke Plovie te gaan spreken over burgerparticipatie in het algemeen en in de zorgsector in het bijzonder.

Ik begrijp dat je onderzoek doet naar allerlei vormen van burgerparticipatie?

Klopt, ik onderzoek op welke manieren burgers mee vorm geven aan de samenleving. Ik probeer te achterhalen waarom en hoe bijvoorbeeld vrijwilligers zich engageren. En hoe ze zich organiseren rond bepaalde thema’s zoals armoede, eenzaamheid of het klimaat, om er een paar te noemen. Ik kijk hoe mensen in hun eigen omgeving initiatieven ontwikkelen om oplossingen te zoeken voor zaken die ze ‘collectief’ als problematisch ervaren. Evengoed kunnen burgers niet alleen probleemoplossend werken, maar hun blik naar de politiek richten waarbij ze het nodige activisme aan de dag leggen. In elk geval willen ze in beide gevallen verandering brengen in de samenleving.

Is burgerparticipatie het equivalent van wat ze in de VS met een mooie term een ‘grassroots movement’ noemen?

Ja, dat is zeker zo, het zijn initiatieven die aan de basis ontstaan omdat mensen zien dat iets niet echt gesmeerd loopt en gemotiveerd zijn om die dingen in hun omgeving te veranderen. Het zijn positieve acties rond van alles en nog wat: duurzaamheid, auto delen, veilige schoolbuurten enz. Als mensen zich in hun buurt onveilig voelen kunnen ze aan de slag gaan in een buurtinformatienetwerk. Het is alvast duidelijk dat ze zich vaak verenigen rond één bepaald thema.

Voor de buurtinformatienetwerken waarnaar je verwees, bestaat er een wettelijk kader met strikt omschreven afspraken tussen dat netwerk en de lokale politie. Bestaat er ook een soortgelijk kader voor burgers die activiteiten willen ontplooien in de zorgsector? Is er iets geregeld? Zijn er afspraken?

Dat is veelal niet het geval en dat valt te verklaren doordat burgers juist actief worden op domeinen waar de overheid zich niet of nauwelijks georganiseerd heeft. Ik heb een collega die samen met een achttal mensen een initiatief neemt voor personen met een beperking. Ze willen niet de zoveelste grote instelling zijn met hoge muren erom heen, maar kiezen voor een kleinschalig huisvestingsproject met acht bewoners. Deze participatiegroep kiest ook voor een levendige verbinding met de buurt als prioritaire voorwaarde voor het welslagen. Daarvoor kunnen ze weliswaar beroep doen op financiële tussenkomst van de Vlaamse overheid. Maar wat ze echt willen is een goede huisvesting in een zorgzame buurt. Dit aspect valt natuurlijk onder de beleidsdomeinen van verschillende overheden, al is de belangrijkste in dit geval het plaatselijke gemeentebestuur. De Vlaamse zorgsector kent een sterk afgelijnd overheidsbeleid en als zo een burgerparticipatieproject van het strikte beleid wil afwijken, zal dat moeilijker zijn dan wanneer ze erin slagen om hun initiatief te ontwikkelen binnen de speelruimte van de bestaande regelgeving.

Ervaren overheden burgerinitiatieven niet als een vorm van kritiek?

Dat kan soms het geval zijn, maar langs de andere kant zijn ze blij met burgers die de handen uit de mouwen steken, omdat die vanop het terrein, als buur of als betrokkene, of als vrijwilliger, veel beter geïnformeerd zijn en een levensechte kijk hebben op een bepaalde problematiek. Dat stelt zich vooral op domeinen die de overheid zelf niet of nauwelijks inneemt. De burger houdt daar vaak wel de vinger aan de pols en het gaat dan om issues waar politici zelden of niet, maar burgers wel wakker van liggen. En natuurlijk is elke overheid tevreden met burgers die zich gratis inzetten om problemen op te lossen, zeker als ze anderen hulp bieden. En dat is zeker het geval in de zorgsector.

En met obstructie van haar eigen beleid kan de overheid wel overweg?

Dat is minder vanzelfsprekend, maar ik zie het als een bijzonder democratisch proces omdat je in een gezonde democratie tegenspraak kan organiseren. Het debat waarbij verschillende visies aan elkaar worden getoetst, levert juist een bijdrage aan die democratie. Bovendien is er ook de stelling dat we in een parlementaire democratie leven en dat het democratische debat daar thuis hoort. Voor mij hoort dat allemaal samen, want zowel de parlementaire democratie als het middenveld met al zijn geledingen hebben een eigen rol te spelen. Dat behoedt politiekers voor vervreemding van de burger en houdt de betrokken burger bij de les. De democratie vaart wel bij elke versterking van deze checks and balances vanuit de burgerparticipatie en vanuit het middenveld. In het parlement zetelen vrijwel uitsluitend hoogopgeleide mensen. Parlementairen en beleidsmakers kunnen ongetwijfeld hun voordeel doen door aandacht te schenken aan participatieve initiatieven die vanuit de basis ontstaan.

Je brengt me naadloos bij de vraag waarom men in Nederland, ook in de zorgsector, bekommerd is over de geringe deelname van burgers met lage geletterdheid en/of lage sociaal-economische status. Is dat in Vlaanderen anders?

Hoogopgeleide mensen kennen natuurlijk alle in and outs van de vergadercultuur, ze weten hoe ze een dossier opbouwen. En dat zorgt, ondanks de absolute wil om een burgergroep open te stellen voor de meest kwetsbare burgers, voor een subtiel uitsluitingsmechanisme. Zoals alle andere mensen willen nochtans ook zij zich inzetten, tenminste als ze overtuigd zijn dat hun deelname een verschil kan maken. Maar vergadertechnieken en bestuurstaal maken dat ze zich niet thuis voelen in zo een groep. Als ze al komen opdagen, besluiten ze vrij snel: “oei dat is hier niets voor mij, ik ga hier niet gehoord worden.” Dat verklaart bijvoorbeeld ook waarom er zo weinig burgerparticipatiegroepen bestaan die werken rond sociale huisvesting, omdat de burgers die daar baat bij hebben tot een kwetsbare groep behoren. Dat zou kunnen verbeteren met een aantal voorbereidende gesprekken: zo zou je een beter beeld krijgen van hetgeen voor deze mensen echt belangrijk is en wat een bepaald thema voor hen écht betekent. En de resultaten van die gesprekken moeten dan ook duidelijk worden gecommuniceerd binnen de participatiegroep. Als je b.v. rond het klimaat werkt en mensen kunnen zich geen dubbele beglazing veroorloven, kunnen dikke overgordijnen voor de ramen ook al een bijdrage leveren aan een betere woningisolatie. Wat ik wil zeggen met dit voorbeeld is dat oplossingen moeten passen in de leefwerelden van mensen met verschillende achtergronden.

Wat kan een burgerparticipatiegroep betekenen voor De Wingerd en bij uitbreiding voor andere zorginstellingen?

Participatie speelt op samenlevingsniveau en dat is voor De Wingerd als organisatie niet anders. Nu is de vraag hoe je samen met de bewoners, de zorgverleners, de familieleden, de vrijwilligers en zelfs met de buurt, vorm kan geven aan wat er in De Wingerd gebeurt. Over welke thema’s het moet gaan, is het eerste antwoord dat geformuleerd dient te  worden. Het sleutelwoord is ‘samen’. Hoe komen we te weten wat er echt leeft bij vrijwilligers, familieleden, zorgverlenenden en alle betrokken actoren? Het is zoeken naar wat de vragen zijn en waar de noden liggen, om vervolgens te kijken of er mensen actief willen worden om daarmee aan de slag te gaan. Je moet dingen in vraag durven stellen om te kijken of ze echt goed in elkaar zitten. Of dat nu over de relatie tussen zorgverlener en zorgontvanger gaat of over de communicatie naar de familieleden, je zal het sowieso moeten bevragen. En net zomin als je het handhaven van een status quo niet automatisch mag verwerpen, net zomin mag je het automatisch goedkeuren. De platgetreden paden zijn veilig, maar niet altijd de beste. Een eigen pad banen vereist een bijzondere dynamiek van een groep betrokken burgers: bewoners, buren, zowel als zorgverleners, en die moeten vooral heel goed naar elkaar kunnen luisteren!

Wordt vervolgd…

Guido en Elke gaan dieper in op burgerparticipatie in de Vlaamse woonzorgcentra en op bewoners- en familieparticipatie bij de zorgorganisatie van De Wingerd in het bijzonder.

Foto: © 2018 Sociaal.Net